De bar is een mooi ding. Onder het barblad is een strip met ledverlichting bevestigd. Het groene licht geeft de betonlook beplating de zachte uitstraling van velours. Het barblad is van zwart gelakt hout. Boven de bar hangen bolronde filamentledlampen. Het duurde even, maar ledlampen hebben de gloeilamp op alle fronten verslagen. De muur achter de bar is met rvs-platen bezet, wat ik niet eerder zag en hier, ondanks de kille uitstraling van het materiaal, goed uitpakt. De stellingkast ertegen is eveneens van rvs. De gastvrouw brengt mijn bestelling, een broodje gezond, op een robuuste houten plank. Ze neemt het registratieformulier mee. “Duidelijk lijstje,” zeg ik. Ze lacht en zegt dat dat ook wel nodig was. Dat geloof ik dan maar. Het is de checklijst van Koninklijke Horeca Nederland. Het broodje gezond is opgemaakt als een miniatuur berglandschap met groene bergweides, begroeide hellingen en zwervende rotsblokken. Ik begin aan de klim. Mijn smaakpapillen worden niet verdoofd door breed uitwaaierende dressings en dat bevalt me.
Het gezelschap achter me heeft het over het interieur voor een nieuwe winkel. Aan een tafel rechts zitten een heel oud vrouwtje, haar ook al niet meer zo jonge dochter en dier man. Ze hebben hun borden leeg. De dochter en haar man hebben het toilet al bezocht. Als de gastvrouw bij hen aan tafel komt om te vragen of het heeft gesmaakt, klinkt er een krachtige rochel op uit het oude vrouwtje. Niemand neemt aanstoot aan dit geluid, dus het zal geen corona zijn. Kan ook niet, want dan had het op de checklijst aangegeven moeten zijn geweest. “En dan kijken we in januari wel,” zegt iemand in het gezelschap achter me. Onzekere tijden.
Het interieur heeft iets grootstedelijks. Tikje sjiek en niet te gek. Beleef zou niet misstaan in Parijs, in een straat met kroegen en eetgelegenheden waar zakenlui zaken doen en kantoorpersoneel de gaar getypte vingers strekt. Het witte plafond heeft gipsen sierlijsten aan de randen. De vloer lijkt me een keramische tegel met ingebakken houtstructuur en -kleur. Projectmeubilair van het warme soort in donkere tinten. De stoelen hebben een zwart stalen onderstel; het zitvlak en de gecapitonneerde rugleuning zijn met velours bekleed. Linksachter is een verhoging met gestoffeerde zachte banken tegen de muur. De bediening is vlot en soepel en heeft de alerte onzichtbaarheid van de ware horeca-professional. De tafel waaraan het oude vrouwtje zat is alweer schoon. Nieuwe gasten komen binnen en de gastheer schiet uit de startblokken.
"In ieder geval, als het niet goed gaat, kun je er vanaf,” hoor ik iemand in het gezelschap achter me zeggen. Dat moet de verhuurder zijn die de aanstaande winkelhuurder over de streep trekt met een ontsnappingsmogelijkheid.
De gastheer maakt mijn rekening op. Ik vraag hem hoe hij het gezien de coronamaatregelen aanpakt met het kroegdeel van zijn zaak. "Da's niks meer,” antwoordt hij resoluut. “Bovendien kan er sinds de verbouwing ook niemand meer aan de bar zitten. We wilden ons al langer meer op eten gaan richten en toen kwam de lockdown. Omdat we toch dicht moesten, zijn we maar gaan verbouwen. Nieuwe bar, nieuwe…” Hij geeft een opsomming van wat er allemaal veranderd is. Veel.
Buiten loopt een vrouw me met ferme passen voorbij. Ze heeft een telefoon tegen haar oor en zegt dat ze de collega aan de andere kant van de lijn ook mist. Ze maken een afspraak voor een online videogesprek. Ik snap dat niet. Waarom spreken ze niet af in een kroeg? Ook veilig, maar beter voor iedereen. terug