Op het terras zitten vijf gasten te eten. Ik neem plaats aan een tafeltje naast dat van een etend stel. De serveerster komt vragen wat de man van het stel wil drinken. “Iets met lindebloesem misschien,” zegt zijn vrouw met luide stem waarin spot meeklinkt. Hij gaat voor een speciaal vruchtensapje. Hierna komt de serveerster bij mijn tafel. Ik bestel een koffie. “Wilt u er niets bij eten?” vraagt ze. Hoef ik niet, zeg ik, maar krijg eigenlijk meteen spijt, zeker als een paar minuten later een bord voorbij komt met dikke kroketten op flinke plakken stevig brood.
De vrouw aan het tafeltje naast me begint opeens hardop en uitbundig te schaterlachen. De uitbarsting is groter dan dat waar ze om lacht. Ze zit de man een beetje te teasen, wat ik sowieso een goeie zaak vind. Maar haar uitbundige lach zegt ook iets over de sfeer hier. Het terras is heel eenvoudig (tafeltjes, stoelen, hoge plantenbakken van steigerhout, parasols en een doodnormale vloer van grijze trottoirtegels), dus daar ligt het niet aan. De uitbundige lach zegt iets over de algehele sfeer bij Liek. De werknemers bewegen zich ontspannen door de zaak, ik zie geen stress, mijn serveerster maakt oogcontact met haar zelfbewuste blik en voelt zich duidelijk niet op de vingers gekeken. De sfeer is uitnodigend en gastvrij. De eerlijkheid van het interieur en het winkelaanbod lijkt zijn weerslag te hebben op de medewerkers. De vrouw naast me voelt zich gewoon goed en ontspannen. Ze ervaart een geluksmoment.
Mijn koffie wordt uitgeserveerd. “Er komt zo nog iets bij,” zegt de serveerster. Ik ben benieuwd. Een vrouw, eind dertig en zeer zelfbewust, loopt met haar twee jonge kinderen het terras op. Een hondje van andere gasten slaat aan. Het drietal gaat aan een tafel zitten en loopt vervolgens naar binnen om een ijsje uit te gaan zoeken. De serveerster zet een schoteltje met een plakje van een koffiebroodje op mijn tafel. Ik scrol wat op mijn telefoon om me onzichtbaar te maken. De vrouw aan een tafel tegenover me eet namelijk wat onzeker. Ik denk dat zij denkt dat ik haar zit te bespieden. Speels komen de twee kinderen zonder ijsje weer naar buiten met hun mama erachteraan. Ze zetten zich aan het tafeltje en vertrekken meteen weer. Het meisje biedt weerstand. “Dan blijf jij maar hier,” zegt mama.
Ik drink mijn koffie uit en loop naar binnen voor een toiletbezoek. Terug van de plee maak ik een praatje met een vrouw achter de bar. Ik complimenteer haar met de zaak en neem afscheid. “Fijne dag en tot ziens,” zegt ze.
Bij mijn auto honderd meter verderop besef ik dat ik vergat te betalen. Ik loop terug en binnen zie ik de serveerster en de vrouw van achter de bar bij de kassa staan. “Ik denk dat jullie mij zoeken,” zeg ik. Ik heb gelijk en betaal alsnog. Opnieuw neem ik afscheid. “Fijne dag en tot ziens,” klinkt het in koor.
terug