Potlood

Little Devil in Tilburg: een interieur als een behaaglijk vagevuur

- 08 December 2021 door Edwin Timmers -

Op de fiets door Tilburg. Geen route volgend, gewoon koersen op een innerlijk kompas dat zich niets van polen aantrekt. Geraakt worden door een vijftiger jaren hoogbouwhuis met zadeldak dat een beetje verloren mooi staat te wezen. Langzaam leer ik hoe ik deze provinciestad moet bekijken. Het is een soort scherpstellen. Waarop je moet scherpstellen wordt pas duidelijk als je blijft kijken, kijken en kijken. Je zult zien dat het werkt. Ik moest maar eens de kroeg in. Misschien is de Little Devil aan de Stationsstraat al open. Zo’n vijftien jaar geleden was ik er voor het laatst. Benieuwd hoe de vlag erbij hangt.

Little Devil heeft een sterk logo – aan weerszijden van een guitige duivelskop sappige handgeschreven letters met een vetrand. Het staat op een zwarte fries boven de pui aan de straatkant. Ik kijk door het raam naar binnen en zie stoelen op de tafels staan. Het lijkt erop dat ik te vroeg ben. Maar er brandt licht en achter de bar is iemand bezig. Bovendien staat de deur naast de pui op een kier, wat ik als een uitnodiging beschouw.

“We zijn gesloten,” zegt de man achter de bar als ik via een klassieke tochtsluis (wat een uitvinding!) de zaak ben binnengestapt. Hij brengt het als een neutrale mededeling over de toestand van de zaak op dat moment. Ik voel me er niet door opgejaagd, dus ik draal wat om mijn ogen de kost te geven.

Voorin is de kroeg best breed. Plek zat voor een hoop gasten. Via een paar treden bereik je de verhoogde bar en via de smalle ruimte voor de bar bereik je de zaal achterin. Vanuit die zaal komt een breedgeschouderde persoon gelopen. Een flinke bos donkerblond haar boven een gezicht dat me steeds bekender voorkomt naarmate de persoon nadert. “Hey Rob,” zeg ik als hij bijna bij me staat. Hij herkent me ook. We schudden elkaar de hand.

Rob is een studievriend van de zanger van The Wimps, een garagerockband waarin ik gitaar speelde. Met The Wimps speelden we zo’n vijftien jaar geleden in Little Devil. Een prachtige avond. Rob was erbij. Of hij toen al mede-eigenaar van deze kroeg was, weet ik niet. Nu is hij dat in ieder geval wel. Ik vertel hem over de blogs over interieurs en horeca voor Tribe en hij knikt. “Wil je even rondkijken?” Dat wil ik en hij gaat me voor naar achter.

De lange lockdown van eind vorig jaar tot diep in de winter van dit jaar hebben ze gebruikt om vooral het zaaltje te verbouwen. Een subtiele verbouwing, want de magie van een zaal die hoofdzakelijk rockpubliek trekt is nog helemaal intact. Leidende kleuren zijn zwart en rood, geheel in lijn met het logo. Zwart en rood verwijzen naar de krochten van de hel, daar waar de duivel woont, ook als die klein is. De duivel en metal zijn als twee handen op een buik. Hier worden decibellen geproduceerd door stevig hakkende drummers en gemeen scheurende gitaren. De duivel heeft het niet graag koud, hij stookt zijn huis warm. Little Devil heeft geen open vuur, maar het gelige licht geeft het donkere hol wel een warme sfeer met een unheimische toets. Op de vloer liggen plavuizen en de rode wanden boven de zwarte lambrisering zijn geheel beplakt met stickers van de honderden bands die hier op het podium stonden. Zalen als deze zijn onmisbaar voor bands die nog klimmende zijn of bands die nooit een grote zaal vol gaan krijgen. In zalen als deze staat het publiek feitelijk altijd vooraan. Wil je een band zien spelen, ga dan hier kijken. Met een biertje in de hand voel je de snaren letterlijk tegen je neus trillen.

“Wil je de kelder ook zien?” vraagt Rob, die me zojuist vertelde dat de zaalcapaciteit als gevolg van de verbouwing van 150 naar 175 bezoekers is gegaan. Little Devil zou als een subsidiabel C-podium (volgens het Nederlands Popmuziek Plan) verder kunnen. Hieraan zijn enkele voorwaarden verbonden, maar daar is prima aan te voldoen. Toch kiest Rob daar niet voor, hij en de andere eigenaren koesteren hun vrijheid en onafhankelijkheid. Maar goed, de kelder. Ik ben nog nooit in een kelder van een kroeg geweest, dus ik volg Rob over het steile trapje naar beneden. Het laat zich voorspellen wat ik hier zie. Biertanks, koelinstallatie en schappen vol flessen met schitterende speciaalbieren. Cola zie ik niet, maar het kan zijn dat ik dat niet wil zien. Speciaalbieren zijn hier trouwens ook een hit. Rob selecteert ze. Hij heeft duidelijk smaak, hoewel, ik herken mijn eigen smaak. Op enig moment was er tussen lockdowns in een zitplicht. In deze periode nam de speciaalbierconsumptie een hoge vlucht. “Als mensen moeten zitten, beginnen ze meestal met een speciaalbier,” verklaart hij. De ervaring leert dat zitten bij overmatige consumptie van dat bier sowieso beter is, veiliger ook.

De man die achter de bar bezig is, heet Pascal. Pascal is enthousiast over Tilburg en begrijpt mijn vergelijking met Eindhoven. Hij weet dat Van der Gaast zowel station Tilburg als Eindhoven Centraal ontwierp. Na de oorlog zijn meerdere Nederlandse steden onderhanden genomen in het kader van stadsvernieuwing. Pascal haalt zijn schouders op, accepteert het als een voldongen feit dat zijn stad niet het pittoreske heeft dat bijvoorbeeld Den Bosch en Breda wel hebben. Ik noem het theater en hij weet meteen dat ik het metselwerk aan de buitenzijde ter sprake wil brengen. Hoor ik hem nou het bouwjaar noemen? Wow. “Koffie?” vraagt hij.

De bar is een klassiek doorleefd exemplaar: eenvoudig en ramvol parafernalia. Koelkasten met bieren en, okay, cola tegen de achterwand. Het plafond erboven is stemmig hels rood. De kassa wordt op avonden waarvoor entree geheven wordt op een opklapbare plank aan het eind van de bar geplaatst. Dit betekent dat er altijd plaats aan de bar is voor stam- en andere gasten zonder dat zij entree hoeven te betalen.

“De wc’s zijn ook opgeknapt,” zegt Rob, “en voorin ligt een nieuw vloertje. Echte eikenhouten planken.” Op drie van de zes tapkranen prijkt een schildje met Little Devil-logo. Ik vraag hem of ze eigen bier tappen. Hij schudt zijn hoofd en zet een fles bier op de tap. LAM heet het, een double IPA, gebrouwen door De Natte Gijt in samenwerking met De Kneiter en Little Devil. Bier is poëzie.

Bier moet rijpen, zegt men, net als whisky. Beter voor de smaak. Little Devil bestaat achttien jaar. In de vijftien jaar dat ik er niet geweest ben, heeft de kroeg veel aan smaak gewonnen. John van Tribe pleitte enige tijd geleden voor stamcafés op de lijst met cultureel erfgoed. Little Devil mag op die lijst. Zuinig op zijn. Ik zet de muts op mijn hoofd en zeg tegen Pascal en Rob dat ik eerdaags terugkom voor een barhangsessie. “Is goed jongu,” reageren ze. Ze kennen die woorden, niet zelden een valse belofte. Toch denk ik dat ik gelijk heb.

terug

bier

is

poëzie

Gratis E-paper
Blunder top 10, kleine en grote ergernissen uit de horeca

Blunder top 10

In dit nieuwe e-paper probeer ik je bewust te maken van iets waar elke ondernemer mee te maken heeft: bedrijfsblindheid.

Download nu

Tijd voor een kop goeie koffie?

Afspraak Maken

Stuur ons hier je bericht. Dan bekijken we samen, onder het genot van een lekker bakkie troost, hoe we ook voor jou, een interieur kunnen maken waarover gepraat wordt.

horeca inrichting Beleving in de horeca Verhalen uit de horeca Verhalen aan de bar Café interieur Bruin café Gastvrijheid terug