Je moet er geen gewoonte van maken. Dingen verliezen hun glans als je ze te vaak doet. Maar zo nu en dan, als het leven daarom vraagt, trek je er in stijl op uit. Vandaag is zo’n dag.
De A2 zuigt als altijd energie uit je lijf – vrachtwagens, files, en mensen die denken dat ze haast hebben. Limburg dus. Reijmerstok, van alle plekken die je op een kaart kunt aanwijzen. Daarheen stuurt de navigatie ons. Bestemming: Brut172, het domein van chef Hans van de Wolde.
Van de Maas naar een boerenschuur — dat is niet bepaald de route die chefs met sterren meestal kiezen. Hans liet zijn glimmende Beluga achter zich, ruilde uitzicht op het water in voor uitzicht op heuvels en koeien. De hoeve was ooit een bouwval, maar dromen beginnen zelden met glans. Ze beginnen met stof, zweet en koppigheid. En dat betaalt zich uit: Brut172 heeft niet één, maar twee sterren. Michelin vond zijn weg naar Reijmerstok.
De naam Brut — ik begrijp ‘m. Niet zoet, niet glad, maar rauw, droog, eerlijk. Champagne zonder poespas. In mijn wereld zou dat “geen bullshit” heten. De term past. Alles aan het restaurant ademt dat: beton, staal, hout — materiaal dat niet om aandacht vraagt, maar gewoon is.
172 verwijst naar de hoogte boven zeeniveau. Een eerbetoon aan de plek. En dat voel je. Dit is geen restaurant dat ergens wil lijken op. Dit is Reijmerstok.
We arriveren klokslag twaalf. De suites zijn vol, dus slapen we een dorp verder. Geen straf — Gulpen is vriendelijk in de ochtend. Een pendelbusje brengt ons tot aan de poort van de hoeve. Nog voor we binnen zijn serveert een mooie dame ons een geurige zandwortelcake uit een piepklein gietijzeren oventje, De toon is gezet.
Binnen begroet Hans ons zelf. Geen pose, geen overdaad. Een stevige hand. Welkom. De ruimte is kalm en eerlijk: schoon metselwerk, beton, hout. Geen fluwelen gordijnen, geen gouden randen. Alleen de essentie — alsof het pand zelf zegt: “Kijk niet naar mij, proef daar.”
Het is verdomd dertig graden. We acclimatiseren met een aperitief en een amuse die voelt als een belofte.
Dan begint de reis. Door kamers die telkens iets anders fluisteren. Elke gang een verhaal — boerenzwaluw, snijboon, galangal, krokante pompoen, duindoorn. Texturen, kleuren, smaken — scherp, zoet, zout, zuur — alles in balans, alles met lef. Brut, inderdaad.
Een blauwstalen trap leidt naar boven, naar de open keuken. Ronde tafels, wit marmer. Een glazen balustrade verbindt beneden met boven, oud met nieuw. Hier kookt geen man die iets te bewijzen heeft. Hier kookt iemand die al weet wat hij waard is.
Acht gangen later. De wijn heeft me licht gemaakt. Ik verdwaal even op weg naar het toilet, en daar is hij weer — Hans — een subtiel knikje, een gebaar naar links. Geen woorden nodig. Een chef die zijn droom leeft, maar niet vergeet waar hij staat.
Misschien draait het hier niet eens om eten. Niet echt.
Misschien gaat het over wat er gebeurt als iemand weigert te settelen — als hij alles wat glad en vanzelfsprekend is, achter zich laat om opnieuw te beginnen.
Een bouwval, een dorp dat niemand kent, een naam die klinkt als champagne maar smaakt als aarde.
We vieren niet alleen iets vandaag, we herinneren ons ook waarom we het vieren:
Omdat echt eten — net als echt leven — nooit draait om perfectie, maar om intentie.
Om vuur, om rook, om de rauwe randen van iets dat je voelt tot diep in je borst.
Brut172 is zo’n plek.
Een plek waar je even vergeet hoe de wereld buiten ruist.
Waar je een glas heft, kijkt naar de heuvels, en denkt:
Ja. Dit is het leven, precies zo.
Brut172 is geen restaurant. Het is een ervaring, een overtuiging. Geen glitter, geen façade. Alleen vakmanschap, lef en stilte op precies de juiste momenten. Wie weet wat echte smaak is, begrijpt wat hier gebeurt.
Ook dit jaar Twee sterren? Terecht.
